Nederlandse hardlopers kunnen niet tegen hun verlies

Posted on 14 april 2011

5


De organisatie van de Utrechtse marathon wil Afrikaanse atleten ontmoedigen mee te doen aan hun evenement. Niet iedereen onthaalt dit idee met groot enthousiasme. Op twitter vraagt @femkehalsema zich af of we nu ook buitenlandse tomaten gaan verbieden, omdat de onze anders zo waterig smaken. En een brievenschrijver in de Volkskrant vermoedt grote verontwaardiging als Nederlanders bij schaatswedstrijden geweerd zouden worden, omdat ze zo goed zijn.

Vier jaar geleden speelde deze discussie ook al. Mijn column van toen blijkt nog steeds actueel:

Sport heeft één groot nadeel. Je kunt ook verliezen. Vreselijk. Na een nederlaag zijn door mijn toedoen al heel wat sportattributen én tegenstanders gesneuveld. Kalm het slagveld verlaten is niets voor mij. Types als McEnroe en Van Bommel: ik vind ze niet sympathiek, maar ik begrijp ze wel.

Zelfs een potje scrabble eindigt bij mij thuis regelmatig in een kortstondige relatiecrisis. De relativerende opmerking van mijn vriendin na een verliespartij (“joh, het is maar een spelletje”) doet het herstel van het harmonieuze gezinsleven meestal geen goed. Verliezen is een serieuze zaak.

Ik voel dan ook mee met de Nederlandse lange afstandslopers. Ze trainen zich iedere dag het snot voor de ogen, maken gebruik van de laatste medische inzichten en verlaten een paar maanden per jaar huis en haard om ergens op een afgelegen berg in Kenia verse rode bloedlichaampjes te kweken. Vervolgens melden zij zich op en top geprepareerd, met enkele kilo’s ondergewicht en vol goede moed, aan de start. Om telkens weer, na kilometers afzien, voorbij de finish te moeten vaststellen dat een dozijn Oost-Afrikanen lachend het prijzengeld staat te verdelen.

Logisch dat die Nederlanders hiervan in de war raken. Maar de laatste tijd hoor ik ze wel erg grote nonsens uitkramen. Enkele atleten die vroeger nog wél eens wat wonnen, spreken openlijk hun twijfel uit over de gewoonte om wedstrijden vol te proppen met snelle Afrikanen. Marathonloper Koen Raymaekers verzuchtte enige tijd geleden, na weer een nederlaag: “Het overgrote deel van het publiek zit er niet op te wachten. Ze zien liever blanke atleten, of een blanke die in een spannende eindstrijd net van een zwarte wint.”

Het schijnt dat Westerse lopers in hun hoofd al een tweedeling maken: een competitie voor Oost-Afrikanen en een voor de rest. Gezien hun opmerkingen moet deze apartheid nu ook in de praktijk worden uitgevoerd. Dat lijkt mij een horde te ver. Vergelijk het idee met andere sporten: Wie zou het ooit in zijn hoofd halen om Roger Federer uit te sluiten van de Grand Slams, omdat hij er met alle prijzen vandoor gaat? Of Tiger Woods te vragen of hij zo vriendelijk wil zijn af en toe eens een putt te missen, omdat dat leuker is voor de toeschouwers?

Vreemd genoeg lijken voor Afrikanen andere regels te gelden. Diverse Westerse landen ondersteunen de opbouw van sportaccommodaties en –organisaties in ontwikkelingslanden. Maar o wee als een stel van die arme sloebers over buitengewone talenten blijkt te beschikken en onze eigen atleten voorbij streeft. Deze Afrikanen worden niet gezien als de smaakmakers van de loopsport, die toeschouwers en sponsors trekken met hun prachtige records, maar als ongewenste concurrenten. Zij zijn blijkbaar een onbedoeld neveneffect van onze weldoenerij.

Laten we hopen dat niet alle ontwikkelingshulp gebaseerd is op een dergelijke mentaliteit. En tegen al die Nederlandse atleten die niet tegen hun verlies kunnen zou ik willen zeggen: Geniet van die geweldige loopwonders en hou er zelf mee op. Zo behandel ik mijn gebrek ook. Ik bewonder mijn vriendin mateloos. Maar de scrabbledoos blijft uit voorzorg in de kast.

(De illustratie is van Brigitte Liem. Klik hier om meer van haar mooie werk te bekijken.)

Posted in: Column, Nieuws, Opinie